#4 Beeld op straat > Dialoog via artistieke interventies in de publieke ruimte > Barbara Asselbergs

 

Dialoog in de publieke ruimte

Barbara Asselbergs en Ruben Abels
Onze complexe, zeer geïndividualiseerde en technologische samenleving stelt aan ontwerpers de vraag hoe we onze woon- en werkomgeving betekenisvol kunnen ontwerpen. Ondanks vele technologische mogelijkheden en wetenschappelijke kennis stoeien we vaak met vraagstukken die niet meer vanuit één expertise op te lossen zijn. De ontwerper is steeds vaker een bemiddelaar die vanuit een gesitueerde positie en middels artistieke strategieën een bijdrage levert aan mogelijke oplossingen, onderhandelingen of visies. Om vanuit een gesitueerde positie te kunnen ontwerpen moeten ontwerpstudenten in staat zijn om in dialoog te gaan met verschillende gebruikers, belangenhebbenden of publiek.

Tijdens de workshop werden de studenten uitgenodigd om de impact van hun eigen artistieke interventies in de publieke ruimte te onderzoeken. De studenten kregen de opdracht de publieke ruimte als onderzoeksomgeving te gebruiken in een ‘learning by doing’ context.

Hieronder een impressie van de workshop.

Het doel van de workshop was om de studenten te laten ervaren dat onderzoek in de publieke ruimte mogelijk is door zelf te interveniëren door het ontwikkelen van een artistieke strategie. Daarbij was het uitgangspunt dat de onderzoeksstrategieën beeldende en artistieke zeggingskracht bevatten.

Publiek domein

De workshop vond plaats in de omgeving van het centraal station in Den Bosch. Het station kent diverse gebruikersgroepen en passanten (stromen). Het was hierdoor enerzijds mogelijk snel te focussen op de verschillende doelgroepen als reizigers, studenten, ambtenaren, etc. Anderzijds was de aanwezigheid van een groot publiek een uitdaging voor studenten.
De studenten mochten verschillende media in het publieke domein onderzoeken, zodat ze zelf konden ervaren dat er in de interactie in het publieke domein verschillende wijzen van communicatie en mediagebruik mogelijk zijn. De effectiviteit van het mediagebruik was daarbij niet vakdiscipline afhankelijk, maar onderzoeksvraag afhankelijk.

Strategie en methode

De studenten kregen voor aanvang van de acties een korte presentatie van verschillende artistieke strategieën van kunstenaars en ontwerpers. In hun werk staat het publieke domein centraal. Locatie, tijd, omgeving, publiek en deelnemers werden als uitgangspunten kort belicht. Daarnaast werden verschillende methoden besproken zoals spel, uitdaging, provocatie, beloning, compensatie, obstructie, verrassing, reframing, herdefiniëring, betrokkenheid en nieuwsgierigheid.

De studenten werden in verschillende groepen verdeeld en kregen telkens een gelijke opdracht waar ze 30 minuten de tijd voor kregen. Er was 10 minuten ontwikkeltijd, 10 minuten tijd voor de actie en documentatie, 10 minuten voor opruimen, reflectie en het – online – delen van de resultaten. Daarna werd er door de studenten gereflecteerd op de impact en werd kennis – als in wat werkt – met de andere groepen gedeeld. De studenten konden op deze manier in de volgende interventie gebruik maken van de opgedane kennis.

De Opdrachten

De studenten kregen drie opdrachten: Interveniëren in de publieke ruimte met beeld; Interveniëren in de publieke ruimte met tekst (typografie); Interveniëren in de publieke ruimte middels een performance.

Algemene bevindingen

Tijdens het proces werden drie werkwijzen inzichtelijk bij de groepen studenten.

  • Er was een groep studenten die zich expliciet heeft focust op een onderzoek rondom een locatie. De roltrappen van treinstation Den Bosch. In het verloop van de middag sloten zich andere groepen bij deze werkwijze aan.
  • Een tweede groep studenten heeft zich focust op een thematisch onderzoek, namelijk consumptie. Deze groep verkoos afhankelijk van de vorm van de interventie telkens een andere locatie.
  • Een derde groep deed uitgebreid onderzoek naar de publieke ervaring van een object, te weten een ballon.

Er waren een aantal populaire strategieën waar te nemen in de uitvoering:

Een deel van de ontwikkelde projecten zijn ontwikkeld rondom het idee van ‘obstructie’. In het ‘afdwingen’ van een perceptie of gedragsverandering werd ervoor gekozen de normale handelwijze onmogelijk te maken, of te suggereren dat deze onmogelijk is, zoals het blokkeren van een trap.

Andere strategieën waren erop gericht het publiek te laten delen in een bijzondere waarneming. Het eigen lichaam werd gebruikt de omstanders te laten ‘meekijken’ met de uitvoerders van de interventies. Klappen in de publieke ruimte, het samen kijken naar een ballon etc.


De groep studenten die zich richtte op het thema eten, richtte zich op het ‘herwaarnemen’ van de omgeving. In die zin werd er gekozen voor een afstand die zij als makers tot het publiek hadden te behouden, hun eigen lichamelijkheid speelde – in de performances – wel een rol, maar niet in relatie tot het lichaam van de ander. In die zin werd de beschouwer niet uitgedaagd onderdeel te worden van een interventie.

Er werd een ‘bord met eten’ gemaakt van afval, dat op diverse locaties werd gepresenteerd, maar ook de ‘gevaarlijk’ voedselbordjes in de supermarkt waren gericht op de ‘herwaarneming’ van het allerdaagse. De performances van deze groep waren gericht op het handelen en rituelen rondom eten.

Actieve en beeldende participatie van passanten werd met name gehanteerd bij het vormgeven van een tekstuele interventie in de publieke ruimte middels een gemeenschappelijk gedicht, op de trappen van het Da Vinciplein.

De rol van het publiek/invloed op het publiek

Het publiek reageerde verschillend op de interventies. Daar waar de normale gang van handelen – het gebruik van een (rol-)trap –werd belemmerd reageerde het publiek. Soms verwonderd (bij de witte vellen boven aan de trap), of verward, soms zelfs agressief (daar waar de roltrap werd geblokkeerd).

In veel andere interventies, waarbij de passanten niet rechtstreeks werden aangesproken: de ‘tableaux vivants’, het gemeenschappelijk klappen op de perrons, reageerde het publiek gelaten of ogenschijnlijk ‘niet’ – in deze setting – op de eigenaardige situaties.

Daar waar de studenten anderen aanspraken op directe participatie – het gezamenlijk schrijven van een gedicht – werden makkelijk deelnemers gevonden en leek er sprake van nieuwsgierigheid.


Handelen van studenten

Gedurende de middag ontwikkelden de studenten werk waarbij self-exposure relevanter werd. Mogelijk ligt dit in de opzet van de workshop. De studenten sloten immers af met de performance interventies.

Desalniettemin viel op dat de studenten zich – in de groep – kwetsbaar durfden te maken voor de passanten. Dit was niet enkel het geval bij de studenten die de roltrap blokkeerden, waarbij directe fysiek contact een mogelijke dreiging was.

In de andere performances werd ook duidelijk dat de studenten zelf onderdeel, of zelfs onderwerp waren van de interventies. De studenten schuwden daarbij het theatrale aspect niet. Ze plaatsten zichzelf in ‘rare/compromitterende’ situaties en settingen.

Conclusies

Gedurende de workshop bleek dat studenten in groepen relatief snel stappen zetten in het ontwikkelen van interventies in de publieke ruimte. In relatief korte tijd presenteerden de studenten zichzelf als actoren in de publieke ruimte en daagden ze – in ieder geval voor zichzelf, binnen de eigen perceptie – het publiek uit op hen te reageren.

In groepsverband (en onder begeleiding) leken studenten zelfs onvoorspelbare situaties aan te gaan, of zelfs interventies aan te gaan waarbij negatieve emoties/reacties als uitkomst van een interventie waarschijnlijk waren.

Binnen de condities van de workshop(framing) ontwikkelden studenten snel nieuw werk, gebaseerd op kennis, die ze in de interventies opdeden. Learning bij doing in korte tijdspannes lijkt te werken.

De interventies waren divers van opzet en uitvoering en uit de reflectie sessies blijkt kennis te zijn opgedaan over gedragingen in de publieke ruimte en hoe deze te beïnvloeden. In hoeverre deze kennis ‘verankerd’ is in het bewustzijn van de studenten is voor een volgende onderzoeksvraag die mogelijk gekoppeld kan/moet worden aan het documenteren van de interventies en de reflecties op die documentaties.

Veldonderzoeksleider Barbara Asselbergs is lid van de kenniskring Mensgericht Creëren en opleidingscoördinator van de bacheloropleiding grafisch|ruimtelijk ontwerpen van AKV|St.Joost. Barbara onderzoekt in haar lectoraatsonderzoek wat een ruimtelijk of grafisch ontwerper dient te kunnen en weten om vanuit een ‘gesitueerde’ houding te creëren. Haar workshop, die ze samen met Ruben Abels tijdens het Studium Generale uitvoerde, richtte zich op de methoden die toegepast kunnen worden om een dergelijke houding aan te nemen.